Heisenberg, Groningen 26-1-2019

Gisterenavond Groningen. Eindelijk volle bak! Johan (Simons) onze regisseur was er. We hadden voor aanvang met zijn allen, dus ook met onze begeleidende technici gegeten om daarna met zijn drieën , want Elsie was er ook bij, een inleiding over de voorstelling te houden met meer mensen in de uitpuilende foyer dan er in Zeist in de zaal hadden gezeten. (Oei wat zit me dat hoog!) Het knetterde van vragen en antwoorden onder leiding van een goed voorbereide Groningse dramaturge, ik voelde me in topvorm, ik verheugde me op een avond die niet meer stuk zou kunnen gaan, zo voelde je al voor aanvang het publiek meeleven, al was het alleen maar omdat ze zich ook zo collectief leken te verheugen. Het was niet omdat de vorige avonden het aanwezige publiek de voorstelling afwees, in tegendeel, maar het tekortschietende aantal toeschouwers maakte ons zo ongelukkig. Het was me heus wel eens eerder in mijn carrière overkomen dat er te weinig mensen op een stuk af waren gekomen, en dan kroop er in de loop van de tijd heus wel eens twijfel bij me binnen en begon ik beetje voor beetje ook tekortkomingen in de voorstelling op te merken, maar hier, bij onze Heisenberg voelde ik mijn en Elsie’s zekerheid per voorstelling groeien in het zekere besef dat we met iets heel waardevols bezig waren/zijn. Dus toen eindelijk Groningen ons de volle zaal schonk die we dik verdienden, ja laat dat maar eens duidelijk gezegd en geschreven worden: dik verdienen!, hebben we ook op volle kracht vooruit gespeeld. Het was eigenlijk heerlijk. Heerlijk in die zin zoals musici over een geslaagd optreden kunnen spreken, wij waren ook musici die een sonate tot in perfectie doorvoerden, een sonate die een gloedvolle romance opleverde die al een heel stuk verder was ontwikkeld vergeleken bij de première van nog geen twee weken geleden. Onder de strenge en liefdevolle ogen van onze regisseur, die na afloop weer ontdaan was van wat er zich voor zijn ogen had afgespeeld. Mij hielp zijn aanwezigheid ook op een niet mis te verstane wijze. Alleen al het feit dat hij er zo gauw na de première al bij was, dat maak ik niet zo vaak mee, die belangstelling, meestal verdwijnt de regisseur in een nieuwe job (als ongeldig excuus) en Johan is nota bene intendant in Bochum met net weer een nieuwe dubbel première achter de rug, die man heeft wel wat anders aan zijn hoofd en toch was hij er, hoed af!
Voor mij was het in een andere zin ook een memorabel avondje, want voor aanvang zat er op de eerste rij bij de inleiding een volle neef van me, die ik in geen zeventig jaar had gezien {wij zijn niet zo’n familieziek geslacht geloof ik). Ik was 12 of dertien toen mijn oom mij met zijn kinderen meenam op een vakantietochtje (in 47!) op kapotgeschoten wegen vol bomkraters en bizarre omwegen, naar Noord Frankrijk in een wondermobiel met de inmiddels verdwenen naam Studebaker. Enfin, daar had ik mijn neef voor het laatst gezien, ja ja! Na afloop sprak ik hem met zijn dochter, terwijl ik nog een beetje stond na te hijgen van de voorstelling die door de volle zaal zo met royaal applaus beloond was (ik kan er nog steeds niet over uit). Het moet voor hem, mijn neef, een merkwaardige her-kennismaking zijn geweest: een nieuw ontdekt familielid dat rollebollend en schreeuwend nergens kon lijken op de persoon die hij na afloop te spreken kreeg. En die weer snel de nacht in verdween omdat de volgende dag weer iets bijzonders op hem te wachten stond. Maar daarover een een andere keer.