– dit verslag van de tournee van De Vader verscheen oorspronkelijk op Facebook –
Twee avonden in Utrecht (Vrijdag en Zaterdag) doorgebracht met De Vader: de ene avond een kleine 500 en de ander een kleine vierhonderd, minder dan we verwacht hadden; waarom in de ene schouwburg uitverkocht en in de andere niet? Aan het enthousiaste personeel van de schouwburg kan het niet gelegen hebben, je voelde aan alles dat ze ons graag wilden hebben. Na afloop beide keren als eregasten ontvangen. Weldadig! Twee avonden, twee totaal van elkaar verschillende publieken. In dezelfde stad. De eerste avond gretig, de tweede avond stiller, beide avonden was een deel van het publiek weer behoorlijk verkouden, weer werd er schaamteloos op de eerste rij naar ons geblaft. Kreeg daar verontschuldigende mailtjes over. Maakte veel goed. Ik beloof dat ik nu voor het laatst over de hoestfactor ga schrijven, (avond één: 3 op 6, avond twee: vier op 6) het begint het gezeur van een oude man te worden, hoor ik van verschillende kanten. Ja, het zal zo zijn dat het publiek in de zaal dat niet verkouden is er minder of geen last van heeft, dus komt het geklaag erover wie weet wat al te zeurderiger over. Dus nu Schluss! En over naar de voorstelling zelf.
Tijdens de eerste Utrecht-avond in de één na de laatste scène lukte het me voor het eerst, na meer dan vijftig voorstellingen (!) mijn hoofd echt schoon te krijgen, geen enkele bijgedachte, alleen de laatste stamelende woorden, wanneer de taal mijn figuur langzamerhand ontsnapt, belandde daardoor in een soort van vacuüm. Geen gedachtes die iets met techniek of spelen van doen hadden verstoorden die laatste woorden van iemand die op weg is een plant te worden. Tussenliggende gedachtes waren weggeretoucheerd. Ik wist nog wel dat ik me in de schouwburg bevond, en hoorde de teksten van mijn tegenspeelster, en werd ineens door haar onderdrukte snikken uit mijn lethargie gehaald en kon bijna slaapwandelend de laatste glimp van een troostende vader laten zien. Een laatste opleving midden in het gedeelde verdriet over de verongelukte jongste dochter. De tweede Utrecht avond lukte het niet.
Gijs, de regisseur, was er, mijn vrouw Agaath was er, mijn dochter (voor de derde keer!) met twee zonen, zoveel ogen die de voorstelling al van haver tot gort kenden en die dus alles op een andere manier volgden, maakten me te bewust van wat ik deed. Achteraf bleek dat ze heel tevreden waren. En het publiek klapte langer en luidruchtiger dan de vorige avond, dus waar heb ik het over? Over het slappe koord waar je iedere avond overheen moet en dat ik maar niet strak gespannen krijg.
Inmiddels is het Zondag, de tijd is een uurtje verschoven, maar de zon die een groepje eenden verwarmt in de wei trekt zich van dat klokgezwendel niet veel aan. Ze schijnt zoals ze dat al sinds de oerknal doet. Vanmiddag gaan we een paar uurtjes voor haar schuilen in het Muziektheater om de ondergang van Wozzeck mee te maken. “De mens is een afgrond, je kijkt er in en het duizelt je.”