Rembrandt en Beckett, bien étonnés de se trouver ensemble.
Leiden, uitverkocht, ook slecht-zicht plaatsen. En dat voor Beckett. In deze dagen! Vooraf naar de Lakenhal geweest om de jonge Rembrandt te helpen zoeken. Ook afgeladen met bezoekers. Nederland, wat ben je toch onvoorspelbaar in je culturele gedrag. Rembrandt, nationale trots, en dat soort overwegingen, serieuze kenners die familieleden uitleggen wat een stok links onderaan een ets betekent. Een bannelling-prinsje met dezelfde wereldvreemde uitstraling die je nu ook nog bij te beschermd opgevoede kinderen kan tegenkomen, niet ontvankelijk voor de gruwelen om hen heen. En boven de jonge Rembrandt op de tweede verdieping hingen modernere schilders, waaronder de broers Van de Velde.” Ik heb een gek gekend, die dacht dat het einde van de wereld was gekomen, hij schilderde, ik mocht hem graag.” citaat uit Eindspel, dat ik s’avonds in die volle Schouwburg moest zeggen. Voor het eerst zag ik er een beeld bij, een beeld dat ik meteen met een gekte in verband bracht. Van de broer van de vertaalster Jacoba van Velde, die het merendeel van de Beckett stukken vertaald. Deed me wel wat. Hingen ook hele mooie gedichten op de trapwanden afgedrukt, hele mooie, indringende gedichten, in grote letters, gedichten van vele vierkante meters… . “een bééétje poezie…” dat tekstje kreeg ook een diepere betekenis.