Twee avondjes Amsterdamse Stadsschouwburg met onze Heisenberg afgelopen vrijdag en zaterdag, twee pittige avonden. De eerste (volle zaal) leek ons het publiek wat afwachtend, maar gaf zich al gauw gewonnen, de tweede avond stond het publiek al meteen aan onze kant alsof er alleen maar welwillende familieleden in de zaal waren. “Amsterdam ” is voor iedere grote zaal-produktie een graadmeter, of je het wil of niet, en natuurlijk wil je het niet, je wilt er net zo gespannen of ontspannen naar toe leven als naar iedere andere schouwburg, maar dat magische pand aan het Leidseplein is voor mij in ieder geval een bestemming, een tussenstop of een thuiskomen. In 1953 voor het eerst, met een klein rolletje in Hendrik de Vierde* met Ko van Dijk en het Rotterdams Toneel. Daar maakte ik de eerste bijvalsstormen die uit die zaal woeien als zeventienjarige mee, ze waren uiteraard voor van Dijk, maar ik was er toch maar bij. En dat hoogst-haalbare was mijn eerste kennismaking, toen werd er kennelijk een norm gesteld op de een of andere manier, een meetlat of een graadmeter, en iedere keer wanneer na afloop van een voorstelling die norm niet werd gehaald was dat toch een teleurstelling, die je verbeet, die je niet liet merken. Maar ik bleef er van uit gaan. Misschien heeft dat wel mijn ambitie bepaald en zo om de vijf jaar heb ik dat wel meegemaakt. Bevoorrecht. Echt.
Bijzonder was dat na de tweede voorstelling ineens na afloop mijn twee mede-redactieleden van het indertijd opstandige blaadje Teatraal, (1964) Wilbert Bank en Gerrit Altes aanwezig bleken, we namen weer als vanouds de stand van zaken aan het toneel door en begrepen niet dat er niet op dit moment weer eens drie opstandige theatermakers een wijd verbreide opstand aan het voorbereiden zijn door als eerste daad een revolutionair blad op te richten, misschien in onze tijden niet een blad, maar een website of een facebook artikel of een podcast. Doet het theater er nog toe, neemt het nog deel aan een openbaar debat, neemt het geklaag van de schouwburgdirecteuren niet de overhand, is daar niet eens een kort maar krachtig onderzoek naar nodig? Maar dat is weer een ander onderwerp. Ik sluit wel erg vaak af met dit is een ander onderwerp, en er is eigenlijk geen ander onderwerp dan het te hebben over de noodzakelijkheid van een bloeiend theatraal leven in een land dat zeker nu in aanloop naar de verkiezingen weer stevig uit elkaar dreigt te worden gespeeld door het zinloos geblaat van over elkaar heen buitelend partijen-personeel. Was er nu maar eens een gedeputeerde, eentje maar, die eens luid en duidelijk durfde te verkondigen: Mensen, jullie hoeven echt niet op mij te stemmen, maar gaan jullie nu eens naar de dichtst bijzijnde schouwburg (er is er altijd wel eentje bij jou in de buurt, de schouwburgen-dichtheid in dit land doet heel wat verwachten) en ga eens naar een toneelvoorstelling, nee, nou eens niet naar een cabaretmens, of naar een mjuzikul, maar naar een stevige toneelvoorstelling, zo eentje waar bij je ook je hersens moet gebruiken, waarvan niet in de elkaar na-apende folders staat dat er ook bij kunt lachen (ondanks het zware thema) en denk dan eens na over je eigen leven, laat je eens meenemen in de problematiek van een ander en besef dan hoe die altijd ook met jou zelf te maken heeft, en maak dan eens aan den lijve mee wat het is om een levend mens daar op het podium te zien die jouw leven leeft, jouw leven, maar ja, zo’n gedeputeerde bestaat niet, misschien bestaat-ie wel maar durft hij het niet te zeggen, want dat kost hem kiezers, en op onze beurt kost dat dus ons toeschouwers. Zo zit dat. En niet anders!
* Hendrik de Vierde, niet van Shakespeare maar van Pirandello.