“De slager en het meisje”, dat had de titel moeten zijn, zei na afloop van de voorstelling Heisenberg gisterenavond in het Singer, Laren, Anne-Wil (Blankers). Mooi idee, minstens als ondertitel. Om over na te denken. Er waren veel collega’s gisteren bij de voorstelling, deed ons goed, Elsie en mij. Om zo tussentijds, halverwege de tournee, weer eens vak-kommentaar te horen. Monique van de Ven, Chris Nietvelt, Edwin de Vries, het kon niet op.
De eerste twee scènes waren in ijzige stilte voorbij gegaan, waardoor ik dacht dat we op een Titanic afstevenden, juist met al die collega’s in de zaal, en het lag aan mij want Elsie liet weer een nieuwe schittering zien, maar al gauw brak het publiek zijn stilte ban. Gelukkig. Achteraf bleek die aanvangsangst overbodig geweest en alleen maar gestoeld op mijn bij iedere zin die ik zeg hinderlijk volgende onzekerheid. Gaat maar niet over. Agaath (Witteman) die de voorstelling na de première niet meer had gezien vond ons beiden nu echte mensen geworden, de voorstelling niet alleen gegroeid in de gewone zin van het woord, maar ook in de zin van de betekenis: volgens haar hadden we een laag aangeboord die de kern van het stuk naar boven had gebracht.
“Hadden we dat op de première dan nog niet gedaan?”, vroeg ik lichtelijk gepikeerd.
“Jawel, maar toen was het meer het bizarre van de handeling dat je bezighield, nu zag je die twee zoekende mensen die elkaar voortdurend omcirkelden, en omdat de menselijke kant ervan nu vele dieper in jullie was ingedaald werd het opeens veel ontroerender .”
EVEN IETS ANDERS.
Het lastige van dit zo snel de openbaarheid in gegooide face-dag-book, is natuurlijk diezelfde openbaarheid. Meestal is een dagboek de eerste jaren alleen voor de schrijver/belever bedoeld en beslissen nabestaanden of het naar buiten gebracht mag worden. Die meesterlijke serie op de Volkskrant pagina die iedere dag een fragment publiceert uit een dagboek van bekend en onbekend persoon uit de wereldgeschiedenis door alle eeuwen heen, drukt je neus nog eens op “wat is er werkelijk gebeurd”, “wat is mooier opgeschreven dan het was”, ” wat wordt er onder het vloerkleed geschoven?”, “waar kiert de ijdelheid om de hoek?” Lastig hoor, ik overweeg vaak om er maar mee op te houden, te veel van wat er om een toneelvoorstelling heen gebeurt wordt weggelaten, veel zelfcensuur drukt tientallen waarnemingen weg, en een mens neemt wat waar op zo’n dag en avond van de voorstelling, minuscule feitjes, gevoelens groot en klein, maar die kunnen niet allemaal in het verslag worden gepropt en toch horen ze allemaal bij de atmosfeer, bij het mini universum dat zo’n optreden kenmerkt. Misschien is de discipline die de slager die ik speel in Heisenberg (de Slager en het Meisje) zich heeft opgelegd nog de beste oplossing: iedere dag exact vijftig woorden, niet een woord meer of minder, precies vijftig, en dat al zeven en zestig jaar lang!
PS. Het Singer in Laren is een heerlijke zaal om in te spelen, alles klopt er, de mensen achter het toneel, en in het voorhuis zijn allemaal even vriendelijk en opsteunend, persoonlijk ook, ja je wordt met naam en toenaam aangesproken, ik wist niet wat me overkwam! Een enthousiaste directeur die ook nog eens haarfijn uit de doeken deed waarom hij de voorstelling zo goed vond. (nu doet zich meteen een stukje zelfcensuur voor want ik houd het nu streng voor me hoe de directeur de renensent van een zekere krant veroordeelde die op een voor het toneel en zijn schouwburgbedrijf zo slecht beargumenteerde op de persoon gerichte recensie had geschreven: “Zo iemand beseft niet wat hij onze branche aandoet.” Maar goed, dat hou ik voor me, dat zal ik nog wel eens uit de doeken doen, later, als de kruitdamp is opgetrokken).
PPSS.
Toen we een paar dagen geleden in het Odeon in Zwolle speelden, nam ik de toneelprospectus mee, die ik nu pas gelezen heb. En ik moet zeggen, ik vind het tot nu de beste die ik onder ogen heb gekregen. Vol met persoonlijke waarnemingen en niet alleen maar die klakkeloze overnames van de pr bureaus van de optredenden, en, de grootste noviteit die ik vorig jaar al waarnam toen we in Zwolle stonden met de Vader: ze brengen daar in Zwolle niet een groot boekwerk uit voor het hele seizoen, maar een halfjaarlijks boekwerkje, waardoor men de actualiteit veel beter kan volgen en voorspellen. Er verandert immers nog zoveel in de loop van een seizoen. En het verplicht de staf van een schouwburg bovenop de actualiteit te blijven zitten!