LARENDOORN, TWEE MAAL GEVADERD.

Nu eventjes drie dagen vrij, even geen Vader. Was wel weer pittig. Eerst in Apeldoorn en gisterenavond in het vernieuwde Laren. En of het allemaal goed ging? Geen idee. Voor het eerst deelden mijn collega’s mijn twijfels. Ik denk dat het door de structuur van het stuk komt: wat door het publiek als spannend ervaren wordt blijkt voor ons dus lastig aan het worden. Die structuur die uit een vijftiental losse scenes bestaat, maakt het onmogelijk om enige lijn in ons spel aan te brengen, en het ontbreken van een soort ruggengraat die nu eenmaal door de aard van het dementie-onderwerp niet in dit innovatieve toneelstuk kan zitten, valt nu, na meer dan honderd voorstellingen steeds meer op. Iedere scene opnieuw vereist een andere inzet, terwijl je als speler geneigd bent om je vorige scene als uitgangspunt voor de volgende te nemen. En die i n z e t moet je dus vijftien keer bij zelf zoeken. Soms heb ik behoefte aan een heuse dirigent die voor op het toneel staat en die bij iedere scene de inzet aangeeft. Zoiets kn natuurlijk niet, wij moeten nu eenmaal onze eigen dirigent zijn. Publiek blijft het onverminderd een ingrijpende avond vinden, dus we kunnen het ons permitteren ons zoekende werken door te zetten. Ben echt wel trots op ons clubje dat op een zo ernstige manier zijn arbeid op de snijtafel durft te leggen, en dat keer op keer. Nog acht keer, acht keer de kans om de diepte verder in te duiken. We gaan die vlak onder de oppervlakte verstopte kansen zeker benutten!
PS. Even iets anders, hoewel…? In de Apeldoornse Schouwburg Orpheus( prachtige betekenisvolle naam voor een schouwburg) staat een voor het publiek heel overzichtelijke langgerekte garderobe vlakbij de in-en uitgang, misschien wel meer dan vijftig meter lang, waardoor de doorstroming voor het publiek bij het wegbrengen en ophalen van de jassen bijzonder vlot gaat. De lezer zal zich misschien bezorgd afvragen, waar gaat dit over? Nou, dat zal ik eens eventjes uit de doeken doen: ik zat na afloop met een dom kopje koffie nogal verloren tegenover die jassenstal want ik was mijn collega’s kwijtgeraakt en dacht als ik nou hier ga zitten passeren ze me op weg naar de uitgang wel. Maar toen de stroom publiek het pand al had verlaten en ze nog niet waren langs gekomen werd ik toch onrustig, waar zouden ze uithangen? En toen viel mijn blik op die verlaten garderobestrook en ontdekte tegen de voorkant van de afhaalbalie tientallen geprinte varianten op het woord KOMISCH! meer dan twintig in ieder geval: Guitig, vrolijk, olijk, grappig, lachend, komedie, blijspel enz enz. Allemaal varianten die een dolkomische schouwburgavond moesten promoten. Laten we zeggen reclameteksten voor een avondje Theater van de Lach. Niets op tegen hoewel ik toch wel benieuwd raakte naar de reactie van Orpheus, wat zou onze ongelukkig verliefde naamgever van deze cultuurtempel daar nou van vinden? Is er voor dat komische geweld nergens een tegenhanger te bedenken? Waarom geen tragedie, geen loutering, geen katarsis, geen ontroering, geen blikverruiming, geen inzicht? Is de huidige schouwburg exploitant zo benauwd om met een serieuze term aan te komen, die mogelijk het op vrolijkheid beluste publiek met serieuzere kost zou kunnen afschrikken? Waarom speelden we dan daar de Vader? Ja, tijdens de voorstelling wordt er best wel gelachen, maar meer als ontsnappingsventiel. Stel voor dat er ooit nog eens Medeia, of Hamlet wordt gespeeld, je weet maar nooit, wat moet het publiek dan met deze lach-of-ik-schiet aanbevelingen? Ik zou de schouwburg adviseren: neem je publiek serieus en plaats onder en boven iedere lach-variant zijn ernstige tegenhanger. Theater is een ernstige zaak, dat is de plek waar ook onder dolkomische omstandigheden en situaties de mens zichzelf tegenkomt, of om het met een variant op de serieuze toneelschrijver Bertolt Brecht te zeggen: “Werd daar gelachen? Heeft men het slechte nieuws dan nog niet gehoord?”