Het stormt vandaag, niet een Zondags stormpje dat wandelaars pesterig dwarszit, maar eentje die bomen doet buigen zo diep als ze kunnen, de oude stronken en takken redden het niet en slingeren over de weg. Het water in de sloten en het riviertje begint te klotsen als bij een echte storm op zee.
Onze grote toneelschrijver Herman Heyermans heeft het niet nodig om het woeste water bij vliegende storm in zijn Hoop van Zegen te beschrijven, hij laat zijn personages door storm en angst bevangen verhalen vertellen, verhalen over verlies en armoe, over wanhoop en berusting. Gisterenavond zaten we op de plaats des onheils, Scheveningen, in het Appeltheater naar zijn oersterke stuk te kijken, en de storm die door de macht van de verbeelding binnen de muren van het theater opstak was vele malen sterker dan die ik nu in mijn veilige beschutting om me heen voel, al kraken de planken van het huis en al zwiepen de takken in de tuin.
“‘k weet helemaal niet of het ‘n droom was, – d’r werd op de ruite geklopt-
eenmaal – toen ben ik blijve legge – en toen nog is-toen ben ‘k opgestaan – niks
te zien-niks. En zo as ik weer lei, wer d’r weer geklopt-zo – (klopt op de tafel) en
toen heb ik Mees z’n gezicht gezien – zo bleek as – God, o, God…En d’r was niks –
niks as de wind”.
Het is in het derde bedrijf dat Marietje deze woorden zegt, het meisje dat een paar maanden zwanger, met trouwen moet wachten tot haar verloofde terugkeert van de visvangst. Het zijn woorden die ik vaak heb gehoord, ook van andere actrices, zelfs van een medespeelster, want ik heb ooit in een ver verleden haar verloofde, Mees, gespeeld. In de voorstelling van gisterenavond drong de betekenis van de woorden pas goed bij me door omdat deze Marietje niet alleen een verhaal vertelde, een verhaal uit een angstdroom, maar tegelijk het spookbeeld van haar verdronken aanstaande wist op te roepen, alsof hij, haar Mees, inderdaad voor haar te zien was geweest, alsof Marietje zelf verdronken was en wanhopig probeerde de handen van Mees te grijpen. Je zag de eenzaamheid van een jonge vrouw die zonder echtgenoot zou moeten gaan bevallen, je kon de opstandigheid zien groeien tegen een lot dat voor zo velen in die tijd was weggelegd. De andere vissersvrouwen hadden allemaal hun angstaanjagende verhalen te vertellen, over verdronken mannen, over aangespoelde lijken, half vergaan. Over achterstallig loon dat niet of nauwelijks werd uitbetaald, over dooien aan boord, over vechtpartijen, over drank, over honger. Al waren het misstanden van meer dan een eeuw geleden, ze blijken in andere vormen in onze samenleving nog te bestaan, anders zou een publiek niet avond aan avond in het Appeltheater zo ademloos kunnen toekijken. En meeleven. “De vis wordt duur betaald,” die woorden komen keihard aan, ze vormen niet voor niets een van de zeldzame te pas en te onpas geciteerde regels uit de Nederlandse letteren, ons ’to be or not to be”.
Het was vooral die komende zwangerschap die de Marietje van gisteravond zo lijfelijk te voorschijn toverde, die mij zo aangreep. Met woorden durfde ze die niet aan te geven, Heyermans laat het haar niet uitspreken, ze beschreef haar toestand alleen met wat vage gebaren, maar het komende kind werd er des te aanweziger door. En als ze dan even later een van de andere vrouwen tot bekennen van dezelfde ‘toestand’ probeert aan te zetten, zegt ze: “Ik heb jou toch alles gezeit”, terwijl ze dus niets heeft gezegd. Al die nuances werden door de actrices minutieus en weldadig secuur uit elkaar gehaald en als met een lancetmes voor ons toeschouwers uitgestald: kijk maar goed, zo zitten al onze levens in elkaar, wij stallen ze voor u uit! Daar kunnen we voor vanavond het beste Heyermans voor gebruiken.
Van links naar rechts Jan van der Horst, Thera verheugen (Marietje) ik(Mees)zei de gek, Jan Lemaire (Cobus), Rini van Slingelandt (Truus) Henny Orri (Jo), Leo de Hartogh (Geert), Nell Koppen (Kniertje) Regie was van jan Teulings, Rotterdams Toneel eind jaren vijftig.
Maar er was meer aan de hand, bijna alle acteurs speelden op de toppen van hun kunnen, en ik zou in andere gevallen niet zomaar een actrice er uit halen, zoals ik tot nu toe over de actrice die Marietje speelde heb gedaan. Het was namelijk niet alleen de aangrijpende voorstelling van gisterenavond, er was nog iets anders dat mij in mijn keel bleef steken, iets dat maakte alsof het meesterlijk vertelde verhaal mij in een zelfbedachte tijdmachine had gestopt: ik hoorde een van de speelsters, Marietje, met de stem van mijn allang gelden overleden moeder zeggen: “Toen heb ik Mees z’n gezicht gezien”. Ver voor de oorlog, voor mijn geboorte speelde zij ooit ook diezelfde Marietje met een onbekende Mees. “Toen heb ik Mees z’n gezicht gezien”. Mijn moeder kende in die tijd mijn vader al, misschien waren ze zelfs al verloofd, ze hadden samen in de zelfde klas van de Amsterdamse Toneelschool gezeten. De zoon waarvan ze nog niet kon weten dat ze ‘m zou krijgen, zou ooit die zelfde Mees gaan spelen en die zou meer dan zestig jaren later naar weer een andere Marietje en een andere Mees gaan kijken.
Woordje voor woordje zag ik mijn moeder terug, zoals ik haar nooit gezien kan hebben, ik zag haar uit de kleedkamer komen, achter de deur van het vissershuisje klaar gaan staan om op te komen, haar onzekerheid verbergend onder een masker van een onduidelijke opgeruimdheid, ik zag haar angst om zich te kunnen geven aan het beroep dat zij met grote tegenzin had gekozen, een angst die samen viel met de angsten die Marietje overvielen in die alle hoop vernietigende stormnacht. Ik bezit een prachtige foto van mijn moeder in die rol, daar kan het door komen dat ik mij me meer dan bij andere rollen van haar kan verplaatsen in hoe zij eventueel die rol heeft benaderd. Ze ziet er stralend vrolijk en vol levensvreugde uit, ze moet in die tijd een en twintig jaar geweest zijn. Twee jaar later kreeg ze mij. Gisterenavond.
(De laatste voorstellingen van de Hoop van Zegen worden nu gespeeld in het Appeltheater, in Scheveningen. Met een fenomenale rol van Geert de Jong als Kniertje: alleen al de verstilling die zij weet op te roepen, het verdrongen verdriet en haar bij voorbaat verloren strijd tegen het onrecht maken de Hoop tot een stuk dat gisteren lijkt te zijn geschreven. Iedere actrice die aan die rol begint lijkt op te moeten boksen tegen de oer creatie van Esther de Boer van Rijk. Terwijl er waarschijnlijk niemand meer in leven is die die actrice heeft zien spelen blijft haar naam en faam boven het stuk hangen, Geert de Jong stelt met een moderne opvatting die het midden houdt tussen ingeleefd en afstandelijk spel, een nieuwe norm. Voor mij was een van de hoogtepunten van de avond het slot van het stuk, wanneer ze aan het pannetje soep begint dat de vrouw van Reder Bos haar meegeeft en ze haar weduwe-schoondochter Jo verhindert te bidden voor de maaltijd. Dat was een interpretatieve vernieuwing in het meer dan een eeuw oude stuk. En Marietje werd gespeeld door Lore Dijkman -vierde van links op de foto bovenaan dit bericht- en hoe!)