Ger Thijs

Will van Kralingen in Hebriana(Lars Noren)/Het Nationale Toneel, regie Ger Thijs, foto Pan Sok

Will van Kralingen in Hebriana (Lars Noren)/Het Nationale Toneel, regie Ger Thijs, foto Pan Sok

De grote voorstellingen van Ger Thijs, ik bedoel met name Het Wijde Land, de Koopman van Venetië, Professor Bernardi, Hebriana, de Kleine Zielen, ze hadden alle iets Tijdloos, en waren en bleven daardoor Actueel. Hij legde met die regies het hardnekkige misverstand bloot van de zinloze jacht naar Actualiteit-op-Zich. Zijn eigen toneelwerk waarvan hij het leeuwendeel voor Het Toneel Speelt en Hummelinck Stuurman schreef en regisseerde, zijn zonder uitzondering chirurgische portretten van de worstelende mensensoort, die hij meestal zonder verdoving ironiserend te kijk zette. Tijdens de repetitieperiodes van ongeveer zeven producties waarin ik zelf meespeelde ervoer ik het vaak als lastig om hem te begrijpen, nee, volgen is een betere term: in zijn verbeelding was een voorstelling eigenlijk na een week al klaar, de spontaniteit van het eerste aanbod, daar geloofde hij in, volgens hem hoefde je daarna alleen de tekst te kennen en moest het spelen vanzelf gaan, als het maar spontaan bleef: “het is jullie vak”, zei hij dan. Als je dan riposteerde met ,” ja maar je kan me toch ook wel een beetje helpen”, “Nou ja, laat maar zien dan”. Dan liet je iets zien, en dan zei hij “Nou dat is toch prima” Einde discussie. En in de daarop volgende weken modelleerde hij onopvallend en minutieus via een uitgekiende mise-en-scène een voorstelling die zo dicht mogelijk bleef in de buurt van die eerste week. Zelden heb ik mij in mijn spelersbestaan gelukkiger gevoeld dan tijdens de laatste voorstellingen van Professor Bernardi toen eindelijk tot me doordrong wat spontaniteit betekent in een notoir praat stuk als dat van Schnitzler. Ik zou van elk van zijn regies waarin ik meespeelde wel een verslag kunnen schrijven over de impact die het spelen mij gaf, om uit te zoeken wat zijn invloed op mij was. Maar daar moet ik nog eens goed over nadenken, misschien over een jaartje of drie, wanneer de herinnering aan hem een vorm heeft gekregen, nu is het nog allemaal te vers.

Niels Hamel

UBU ROI

En nu ook Niels er niet meer, zoveel met hem gewerkt, kwam hem tegen op de eerste dag dat ik aan het toneel kwam en ik samen met hem figureerde in ‘Muizen en Mensen’, we bleven bevriend en hadden grote dromen over hoe het toneel er eigenlijk uit zou moeten zien en we spraken af dat wanneer ik ooit zou gaan regisseren we dat samen zouden gaan doen, en toen het in 1964 zover was, bij Toneelgroep Theater, deed hij de totale vormgeving van UBU ROI.
Geniale beeldvondsten schudde hij uit zijn mouw, met als hoogtepunt de onthoofdingsmachine van de op hol geslagen dictator die de gipsen afgietsels produceerde van alle leidinggevende theaterprominenten uit die dagen. Uiteraard was dat niet te volgen uit de zaal, maar wij beleefden er grote pret aan. Toen een jaar later Erik Vos bij ons een gastregie kwam doen (De Goede Mens van Sezuan) bracht ik die twee samen, waaruit een innige samenwerking die jaren zou duren (gedurende Eriks Appelperiode) tot stand kwam.
Niels dook voor de tweede keer in ‘Sezuan’ toen ik bij het Publiekstheater dat stuk met Annet Nieuwenhuyzen -die er de Theo d’or voor zou krijgen- ging ensceneren (1974-75)
Toen we samen eind jaren zestig ‘Driekoningenavond’ maakten bij T.Theater, ons beider Shakespeare-debuut, maakte hij zich onsterfelijk door met een viltstift de kostuums van Ellen de Zwart samen met haar van schitterende bloemmotieven te voorzien aan het lijf van de actrices. Na een generale repetitie was hij zo enthousiast over het spel van Christine Ewert die een onvergetelijke Viola speelde dat hij nieuwe onbekende bloempatronen langs de zomen van haar mannenpakje schilderde.